Het B.C. Koekkoek-Huis
Het monumentale huis in Kleef waar de landschapschilder Barend Cornelis Koekkoek van 1847 tot 1862 gewoond heeft is sinds 1997 opnieuw als kunstenaarshuis ingericht. Tegelijkertijd fungeert het als museum voor zijn werk en dat van familieleden, leerlingen en tijdgenoten. Het is daardoor een soort eilandje van Hollandse Romantische schilderkunst in Duitsland geworden, dat door bezoekers uit binnen- en buitenland als zodanig gewaardeerd wordt. Meubilair en andere inrichtingsstukken geven het gebouw het karakter van een woonhuis uit de negentiende eeuw, en roepen zo de sfeer op van de tijd waarin de getoonde schilderijen ontstaan zijn.
In 1834 vestigde de dan 30 jaar oude B.C. Koekkoek zich definitief in Kleef. Het jaar daarvoor was hij gehuwd Elise Thérèse, een dochter van Koekkoeks leermeester aan de Academie te Amsterdam, Jean Augustin Daiwaille.
Aanvankelijk woonde het echtpaar, dat vijf dochters zou krijgen, gehuurd. Het grote succes dat Koekkoek met zijn schilderijen kreeg maakte het hem mogelijk in 1842 een oud huis en een groot stuk tegen een heuvelrand gelegen grond te kopen, dat grensde aan de voormalige stadsmuur van Kleef en een douanehuisje bij de afgebroken stadspoort, de Kavarinertor.
Een voormalige toren aan de stadsmuur, op het hoogste punt van zijn terrein, bouwde de schilder in 1843 uit tot een atelier, de Belvedere, die nog steeds achter de tuin van het museum te zien is.
Nadat hij vergeefs geprobeerd had het oude douanekantoortje aan te kopen, liet Koekkoek het huis aan de straat afbreken en bouwde daar in 1847-1848 een woonhuis dat al spoedig Palais Koekkoek genoemd werd. Architect van het in strenge neo-classicistische stijl gebouwde pand was de Klevenaar Anton Weinhagen. Aan de Kavarinerstraat heeft het huis vier verdiepingen met elk vijf vensters; links daarvan ligt een iets terugliggende aanbouw waarin zich de hoofdingang bevindt. Rechts, ver naar achteren aan de tuinkant is een zaal gebouwd, achter het douanehuisje om.
De benedenetage is vrij laag; hier bevindt zich een kleine dienstingang met aan weerszijden keukens en voorraadkamers. Op de eerste etage, die men via een trap bij de grote voordeur bereikt bevinden zich de hoofdvertrekken van het huis. Allereerst is dat de Zaal, een grote ruimte met een fraaie schoorsteenmantel en een met stucwerk en verguldsel versierd plafond. Daar ontving de schilder zijn gasten, waaronder zeer aanzienlijke zoals de Hollandse kroonprins - en latere koning - Willem en de zoon van de Tsaar van Rusland. De vertrekken aan de achterzijde liggen gelijkvloers met de tegen de heuvel aangelegde tuin.
Na Koekkoeks dood in 1862 heeft zijn weduwe, die het grootste deel van de inventaris nog in datzelfde jaar in Amsterdam had laten veilen, het huis in 1869 verkocht. Nadat het door verscheidene handen was gegaan kwam het in 1902 in bezit van de arts H. van Ackeren. Deze wist het douanehuisje te verwerven en liet op de plaats daarvan het huis ter breedte van drie ramen verlengen en een praktijkruimte aanbouwen. Terwijl het uitwendig geheel in de oorspronkelijke vorm gebouwd is, kreeg de praktijkruimte een Jugendstil interieur.
Bij de inrichting als kunstenaarshuis is dit verschil bewust gehandhaafd en is de voormalige spreekkamer aangekleed met Art Nouveau kunstnijverheid.
Het huis bleef gespaard bij de verwoesting van het grootste deel van de Kleefse binnenstad in oktober 1944. In 1945 werd het in gebruik genomen als raadhuis; 1960 werd het stedelijk museum.
Toen dat in 1997 overgebracht was naar het veel ruimere Kurhaus is het oude huis door een burgerinitiatief Stichting B.C. Koekkoek-huis geworden, gedragen door de Nordrhein-Westfalen-Stichting, de stad Kleef en de Vriendenkring van de beide Kleefse musea.
Op de
bovenste etage van het museum worden regelmatig tentoonstellingen gehouden.
Behalve soms aan de tekeningen van Koekkoek gewijd, betreffen het meestal oude
en jonge kunstenaars die in hun werk het landschap als thema hebben.
Af en toe
ook komen historische onderwerpen aan bod, die betrekking hebben op de Kleefse
binnenstad en de stedelijke samenleving. Dergelijke exposities waren
kortgeleden gewijd aan de verwoesting van Kleef aan
het eind van de Tweede Wereldoorlog en aan het door die oorlog uitgewiste
Joodse verleden van de stad.
Het B.C. Koekkoek-Huis in Kleef
Jean Augustin Daiwaille, zelfportret, ca. 1845
Jean Augustin Daiwaille, Elise Thérése Daiwaille, de echtgenote van Barend Cornelis Koekkoek, ca. 1835
De trapopgang in het B.C. Koekkoek-Huis met de buste van B.C. Koekkoek van J.N. van Gelder
Het gouden salon in het B. C. Koekkoek-Huis
Het B.C. Koekkoek-Huis met de in 1904-06 aangebouwde dokterspraktijk
Het B.C. Koekkoek-Huis